14 January 2018

Weemoedt - Romeinse schavuiten

Bomans heeft in Rome gewoond, en heeft dus met kennis van zaken over Romeinse schavuiten geschreven. Een aardige aanvulling vond ik op de bladzijden 96-97 in




De overspannen leraar Lodesteijn waait een weekje uit in Rome, en observeert aan de Scala Sacra het masochistisch ritueel van boetvaardige katholieken die op hun knieën naar boven klauteren. (Op een heel ander niveau door Mulisch beschreven in De ontdekking van de hemel.)

Er waren alleen toegewijde katholieken in de kapel en geen ketters. Er begonnen, juist toen hij binnenliep, twee mannen aan hun boetetocht. Zonder dat ze het wilden kreeg hun penitentie het karakter van een wedstrijd, omdat ze op hetzelfde ogenblik en naast elkaar van start gingen. Het was een ongelijke strijd tussen twee mensen die verschillend toegerust aan de klim begonnen. De ene was een rafelig geklede, ziekelijke man die maar moeizaam naar boven klauterde. In plaats van veel zonden te doen waren hem veel zonden aangedaan, zo haveloos en berooid zag hij eruit. De ander was een veel krachtiger, gezonder en kennelijk ook veel rijker persoon, een zakenman, die even in zijn lunchpauze een oude schuld kwam delgen. Hij had een onberispelijk, donkerblauw streepjespak aan. Door zijn gezondheid was hij als eerste weg en behield die voorsprong de eerste helft van de trap moeiteloos. Er was alleen één maar.

De zakenman had een zware Samsonite diplomatenkoffer bij zich, die hij met het oog op het aantal diefstallen in Rome niet onder aan de trap kon laten staan. Een betrekkelijk lichte handicap vergeleken bij zijn naaste die geheel uit gebreken leek opgebouwd en wankel voortploegend steeds meer terrein verloor.

Maar de koffer werd zwaarder en zwaarder, hoe hoger de zakenman kwam. Met iedere traptrede daalde er meer lood in die last. Lodesteijn merkte hoe de zakenman telkens als hij zichzelf al op de volgende trede had gehesen met steeds minder kracht in zijn arm de Samsonite erbij moest trekken.

Ondertussen kwam de arme Lazarus nader en nader.

Lodesteijn stond paf bij deze allegorie. En wachtte gespannen op de afloop. Die was ronduit verrassend.

Toen de zakenman vlak vóór zijn arme rivaal boven was, knielde hij, van uitputting of van wereldverzaking, neer voor de poort van het Heilige der Heiligen. En vergat zijn koffer de allerlaatste trede op te tillen. Hij lag een tijdje roerloos op zijn knieën.

En toen werd plotseling de minste de mééste in het Paradijs. De bedelaar graaide de onbeheerde koffer van de trede, richtte zich op en holde pijlsnel de Heilige Trap af. Langs Lodesteijn schoot hij de kapel uit en verdween in het zonlicht.