07 July 2017

Een bladzijde Bomans (Oude herinneringen)

Update 15 december 2018.  Winterstad — Godfried Bomans in Amsterdam, door Fred Berendse (Godfried Bomans Genootschap 2018) leverde de waardevolle aanwijzing i.v.m. de identiteit van 'Foppe Gabbe Scheltema', die hieronder verwerkt is.

*
 
Op uw in hoge mate indiscrete vraag, wat ik deed vóór ik (in 1938) in Nijmegen kwam, heb ik de eer u mede te delen dat ik in Amsterdam de rechtswetenschap beoefende onder de beproefde leiding van professor Scholten, een zeer scherpzinnig jurist, in het bezit van een onmetelijk voorhoofd, waarachter alles zat wat de natuur mij onthouden had.

Professor Paul Scholten (1875-1946)

Hij richtte zich op zijn colleges bij voorkeur tot mij, van het gezonde beginsel uitgaande dat tekenen van doorzicht, in die doffe gelaatstrekken weerspiegeld, een waarborg vormden dat ook de stomste het begrepen had. Dit benauwde mij, want ik begreep hem niet. Ik heb zelfs nimmer ook maar een flauw vermoeden gehad, waarover hij sprak, en deze omstandigheid noopte mij tot een laf, begrijpend lachje, telkens als ik vermoedde dat hij drie keer hetzelfde gezegd had. Want ik wilde de colleges niet onnodig ophouden. Soms kreeg hij argwaan. Dan vroeg hij: 'Meneer Bomans begrijpt het toch wel?' Ik heb dit altijd ongepast gevonden. Eén keer vatte ik moed en antwoordde: 'Neen.' Dit werd met vaste stem gezegd. Er ging een schok door het gebouw. Men begreep, dat ik begreep dat ik het niet begreep. Dit was meer dan men had durven hopen.

Prettiger vond ik de colleges van professor Kliepstra. (...) Hij sprak op een murmelende, dorre toon en met een gezicht, alsof het hem onaangenaam getroffen zou hebben indien iemand begrepen had waar het over ging. Ik was hem hierin zoveel mogelijk ter wille. Omdat ik een zwak voor die man had, besloot ik eens een tentamen bij hem te doen. Een uur lang zat ik tegenover hem, kijkend naar zijn onderste knoopje en mij ingespannen afvragend waar hij eigenlijk heen wilde. Eindelijk maakte zich ook van hem een zekere nieuwsgierigheid meester. Hij zette zijn bril af en zei: 'We zijn nu toch onder elkaar. Hebt u enig idee, wat ik eigenlijk doceer?' Ik had hem wel een hand willen geven, zo verlicht voelde ik mij. Want dit was een vraag, die mij al twee jaren had beziggehouden. (...)
Er was ook een vrouwelijk hoogleraar, die A. A. Nijpkes heette. (...) Zij sprak veel over 'cognossementen' of een uitdrukking van die strekking. Ik mocht haar graag. Af en toe, als de bekoring mij te machtig werd, ging ik naar het duffe zaaltje, waarin zij stond te praten, en waarachtig, daar kwam het woord weer. Het eigenaardige was, dat zij ook zelf niet scheen te weten wat het precies betekende. (...) Ik was een trouw college-loper. Het nietsdoen immers krijgt eerst reliëf, als het beoefend wordt te midden van schrijvende mensen. (...) Toch maakte ik soms een notitie, meestal vergezeld van een springend poppetje in de kantlijn. Als er een jaar om was, had ik drie bladzijden tekst, maar dit werd vergoed door een oneindig aantal poppetjes, die allen in hun houding een vastberaden onbekommerdheid uitdrukten.


(Van de hak op de tak, Elzevier 1966, blz. 140-141)


De Amsterdamse universiteit beschikt over een prachtige zoekmachine, het Album Academicum. De zoektocht onder de professoren naar "mannelijk of vrouwelijk, actief in 1937, faculteit rechten" levert 11 professoren op, waaronder zich diegenen moeten bevinden die voor Bomans hebben geposeerd. Over zijn "professor Scholten" is er geen twijfel, want zo heette de man ook echt, en zijn "onmetelijk voorhoofd" (zie portret hierboven) dient enkel als bijkomende bevestiging. Ook de echte "professor Nijpkes" is snel gevonden, want er is maar 1 vrouw onder de 11 genomineerden.

Het enige twijfelgeval was lange tijd "professor Kliepstra". 'Omdat ik een zwak voor die man had, besloot ik eens een tentamen bij hem te doen' schrijft Bomans, en daar komt hij elders als volgt op terug.
Ik had één pak, maar ik verstelde dat zó, dat het dan weer eens een smoking was, deed ik er achter een stukje aan, dan was het een jacquet om examens in te doen; dat pak heb ik nooit nodig gehad. En je kon het ook omkeren, het was van binnen wit gevoerd, dan kon je er weer in tennissen. Ik weet — ik was met dat pak bij een professor om een heel klein tentamentje te doen — ja, iedereen heeft zjn zwakke momenten, dat blijkt wel, en dat was professor Van den Berg in het staatsrecht, dat was die, die tegen raketten is. Daar heb ik een heel klein tentamentje gedaan. (Stoppen mannen sokken? Werken VI, 49).
Dit keer gaat het om echte gegevens, want prof. mr. dr. George van den Bergh doceerde in Amsterdam inderdaad Staatsrecht (Album Academicum, met portret).

Hiermee kunnen we Bomans postuum uit zijn onzekerheid helpen over wat die mensen eigenlijk doceerden.

Paulus Scholten: Burgerlijk recht en burgerlijke rechtsvordering. Zie ingelijst portret hierboven.

Derkje Hazewinkel-Suringa alias "Anna Nijpkes": Strafrecht en strafvordering. In 1959, twintig jaar nadat Bomans er oog in oog mee stond (bij wijze van spreken dan, want ze keek de studenten niet aan), zag ze er zo uit:




George van den Bergh alias "professor Kliepstra": Staatsrecht en administratief recht in Nederland.



Volgens Bomans was Kliepstra
een klein, dik mannetje met een gouden bril, die zich van zijn medemensen onderscheidde doordat hij het onderste knoopje van zijn vest, in tegenstelling tot het toen heersend gebruik, gesloten droeg. (Van de hak op de tak, Elzevier 1966, blz. 141)
 Kijkt u maar naar het onderste knoopje: dat is 'm dus.

*