05 December 2012

Een expert over het Sinterklaasbedrog

Bomans is heel zijn leven lang een soort Sinterklaas geweest. Hij heeft de heilige man talloze keren geïncarneerd, en heeft er bij vele gelegenheden over gesproken en geschreven. Een onverdachte sympathisant dus, om het woord 'collaborateur' nog te vermijden.  Een van zijn talloze teksten over het onderwerp heet 'Het geloof in Sinterklaas' (Werken V, p.732-736, Elzeviers Weekblad 10 december 1966) en eindigt als volgt.

Geloven en weten zijn twee rails, die evenwijdig lopen en elkaar nooit ontmoeten. Elk kind beweegt zich in die dagen [rond Sinterklaas dus] op beide voort. Zijn linkerkant weet dat het onzin is en met zijn rechterzijde gelooft het. Ik heb bevend voor Sinterklaas gestaan en tegelijk gezien dat het onze buurman was. Alle twee wist ik zeker. En toch waren ze niet met elkaar in tegenspraak. Er kwam geen onderlinge verbinding tot stand. De spoorstaven hadden geen dwarsliggers.
Op een keer—en dat is in het leven van elk mens toch eigenlijk een belangrijke gebeurteni, die al evenmin aandacht krijgt—verdwijnt deze wonderlijke schizofrenie. Het kind 'weet' dan alleen. Er breekt echter niet een nieuw inzicht door, want de bewustheid van de leugen is er altijd geweest. De daaraan parallel lopende lijn wordt eenvoudig opgeheven. 

[Met het voorafgaande ben ik het niet eens. Ik citeer het enkel als aanloop tot hetgeen volgt.]

Het is voor mij altijd een raadsel dat het kind hier geen rancune uit overhoudt. Het is toch al die tijd bedrogen geweest en dit in een vitale kwestie. Want wat is er vitaler dan een verzekering die normatief is en waarnaar men zijn gedrag te regelen heeft? En dit blijkt dan een praatje voor de vaak te zijn! Vermoedelijk wordt de gekwetstheid hierover volkomen toegedekt door de voldoening van nu af bij de groten te horen.

Met de laatste zin ben ik het evenmin eens. Ter attentie van de heer Bomans (die van op grote hoogte over mijn schouder meeleest) wil ik er op wijzen dat er kinderen zijn die aan die leugen (zoals hij het terecht noemt)  wel degelijk rancune overhouden. Eén daarvan ken ik zeer goed, want ik ben het zelf. Toen mijn ouders het mij vertelden was ik helemaal ondersteboven, niet (zoals zij dachten) omdat een mooie droom aan diggelen ging, maar omdat ze mij al die tijd wetens en willens wat op de mouw gespeld hadden. Deze fout heb ik als volwassene alvast niet op mijn beurt gemaakt. 

(Hier verdere bekentenissen van een Sinterklaasfan.)